In mijn studententijd in de zeventiger jaren ben ik door een Studium Generale erg bewust geworden van het milieuprobleem. En dit onderwerp heeft mij tot nu toe erg bezig gehouden. Nu het steeds duidelijker wordt hoe ingrijpend het zal zijn als we met zijn allen niet ingrijpen, ben ik nog meer gemotiveerd dat er alles aan gedaan wordt wat we kunnen.
In mijn werkzame leven heb ik in de jeugdbescherming gewerkt in Den Haag. Ik ben daar vaak in aanraking gekomen met schrijnende situaties en me nog meer bewust geworden van de grote verschillen in ons land. We moeten proberen die verschillen te verkleinen, zodat ieder een gezond en prettig leven kan leiden. Ook ben in mijn werk gesterkt in de overtuiging dat er een of hoogstens twee personen contact met het gezin moeten hebben, die vertrouwen kunnen geven aan het gezin, hoe moeilijk de gesprekken ook zullen zijn. Maar tevens is het belangrijk dat ingeroepen hulp niet te lang op zich laat wachten. Het is mij dan ook een ongelooflijk groot raadsel dat er nu vanuit de overheid op de Jeugdzorg wordt bezuinigd. En dat terwijl de huidige jeugdzorgwerkers in grote getale ander werk zoeken omdat de werkdruk in de jeugdzorg te groot is.
Daarnaast ben ik vrijwilliger bij een gezin, dat uit Irak is gevlucht omdat zij daar als Yezidi’s werden vervolgd. De jonge vrouwen uit dit gezin willen graag in Nederland blijven en niet terug naar Irak. Drie werken er al en drie zitten er op school. Een jonge vrouw wil heel graag met ouderen werken en zij doet er veel aan die opleiding te kunnen volgen. Omdat ze heel primitief op het platteland woonden, is de overgang naar onze digitale samenleving wel heel erg groot. Ze hebben daar veel hulp bij nodig. Voor een heel klein deel geven een andere vrijwilliger en ik die en voor het grootste deel wordt die door een betaalde maatschappelijk werker gegeven. Door mijn ervaring met deze vluchtelingen kan ik de Raad op dit vlak adviseren.